spectrum medisch centrum

Centrum voor Positieve Gezondheid

zhonghetang

Visie


rood rood rood rood rood rood

Positieve gezondheid

De WHO (wereld gezondheid organisatie) heeft in 1948 gezegd dat gezondheid ontstaat als wij lichamelijk, geestelijk en sociaal (relaties, contacten met de omgeving) goed in ons vel zitten. Om gezond te zijn is dus meer nodig dan `niet ziek zijn`. In die tijd was dit behoorlijk opzienbarend omdat men tot dan toe dacht dat wij al gezond waren zolang wij maar geen ziekte hadden. Voor het eerst was er aandacht voor het lichamelijke, geestelijke en sociale welbevinden.

Als je de defintie goed leest valt het niet mee om gezond te zijn, immers we moeten een gezond lichaam hebben, ons goed en gelukkig voelen en ook nog goede relaties hebben met mensen in onze omgeving.

Ondertussen verandert onze maatschappij, mensen worden steeds ouder en er ontstaan andere ziektes dan er vroeger waren. Er zijn veel meer gehandicapten en sommigen mensen hebben een chronische ziekte, een ziekte die niet overgaat. Of mensen zijn na een ernstige ziekte zoals een hartinfarct of kanker weer beter geworden maar hebben wel beperkingen over gehouden. Zouden zij dan nooit `gezond` kunnen zijn?

Om die reden heeft een team Nederlandse onderzoekers onder leiding van dr Machteld Huber zich gebogen over de definitie van gezondheid: aan welke voorwaarden moeten wij voldoen om gezond te kunnen zijn, wat is eigenlijk gezondheid in deze tijd?

Domeinen

In een groot onderzoek heeft Machteld Huber uiteindelijk 6 verschillende domeinen geformuleerd die kunnen bijdragen aan een goede gezondheid:

•  lichaamsfuncties (klachten en pijn).

•  mentale functies en beleving (geheugen, stemming).

•  spirituele dimensie (is het leven zinvol?).

•  kwaliteit van leven (zit je lekker in je vel?).

•  sociaal-maatschappelijk deelnemen (sociale contacten).

•  dagelijks functioneren (wassen, koken etc.).

In het onderzoek bleek dat niet iedereen al deze domeinen even belangrijk vond. Patienten zelf vonden eigenlijk alle domeinen belangrijk, maar dokters en verpleegkundigen vonden vooral het domein `lichaamsfuncties` van belang. Dokters blijven dus vooral bezig mensen van hun ziekte te genezen terwijl de mensen zelf veel meer belang hechten aan de ‘spirituele dimensie’ en het ‘sociaal-maatschappelijk participeren’.

‘In de spreekkamer praten artsen en patienten dus eigenlijk langs elkaar heen’, concludeert Machteld Huber. Willen hulpverleners de patient centraal stellen, dan moeten zij er rekening mee houden dat patienten die brede benadering willen. Patienten worden nog te vaak afhankelijk gemaakt, terwijl zij liever de regie willen houden en pleiten voor shared decision making (dus samen met de hulpverleners keuzes maken en een plan opstellen om de gezondheid te bevorderen).

Kritiek op de nieuwe definitie

Er is kritiek op de nieuwe definitie omdat er te weinig aandacht zou bestaan voor de ziekte. Echter, 96% van het geld voor de gezondheidszorg gaat naar het genezen van mensen en zorgen voor zieken. Slechts 4% van het geld wordt gebruikt voor preventie. Natuurlijk moet het domein van ziekten en zieken blijven bestaan. Maar er moet ook een domein komen van gezondheden en gezonden. Als mensen niet als zieke worden benaderd maar als mens in zijn geheel, voelen zij zich in hun kracht aangesproken en kunnen zij hun ziekte beter managen.

Anderen benadrukken dat het nieuwe begrip nogal wat van mensen vraagt. ‘Natuurlijk, je moet het maar kunnen om ziekte en gezondheid goed te managen! Een grote groep mensen kan dat, maar vooral voor mensen in de lagere sociaal-economische klasse is dat niet altijd vanzelfsprekend. “Je wiegje moet wel op de goede plek hebben gestaan”, zoals een patiënt dat verwoordde. Loop maar eens door een ziekenhuis en zie hoeveel mensen tobben met hun gewicht en daaraan verwante problemen. Zij zijn de mensen bij wie het niet lukt en die het medisch systeem in gaan.

Toch is Huber optimistisch: "Dat vermogen is te ontwikkelen, dat is essentieel". Daarom pleit zij voor een cultuur waarin mensen leren hoe zij voor zichzelf moeten zorgen. Op school al zouden kinderen moeten leren hoe zij "lekker in hun vel zitten" en weerbaar worden. Daar wordt de basis gelegd voor latere zelfredzaamheid en veerkracht." Maar ook volwassen patiënten kunnen worden ondersteund, vindt Huber: "Ik denk aan veerkracht-poli’s waar mensen leren om met hun ziekte om te gaan. Dat omvat niet alleen bloedsuiker prikken, dieet houden en bewegen, zij leren er ook wat zij kunnen doen om mentaal sterker te worden. Dat kan al met simpele oefeningen. Op het eind van de dag terugkijken op wat goed gelukt is, bijvoorbeeld. Als je dat een tijdlang oefent, merk je dat je je beter gaat voelen. Dat zou veel meer aandacht moeten krijgen."

Samenredzaamheid

Machteld Huber voorziet ook dat er wijkbureau's komen waar mensen terecht kunnen met vragen, en advies krijgen over wat zij zelf kunnen doen om problemen op te lossen. Of zelfhulpgroepen, waarin mensen elkáár gaan helpen, zonder afhankelijk te worden van deskundigen. Mensen zullen samenredzaam kunnen zijn, samen de eigen gezondheid verbeteren. Ook huisartsen kunnen een rol spelen, al dan niet in samenspel met een sociaal wijkteam: "Er zijn al praktijken waar de verpleegkundige chronisch zieke patiënten in kaart brengt. Die waarderen het als in de praktijk wordt gevraagd hoe het met ze gaat, en de aandacht niet alleen uitgaat naar de hoge bloeddruk of de longfunctie." Er komen gezondheid bevorderende programma’s waarin psychische factoren veel meer aandacht krijgen dan nu het geval is. Daarmee kunnen we mensen weerbaarder maken.

Het zou mooi zijn als er programma`s worden ontwikkeld waarmee mensen veel meer leren over wat ze zelf kunnen doen om hun gezondheid te bevorderen. En dat gaat verder dan preventie. Dus niet alleen het voorkómen van hart- en vaatziekten bij iemand die hoge bloeddruk heeft. Bedoeld wordt dan het aanleren van gezondheidsvaardigheden, zoals het versterken van de veerkracht en het vermogen om je eigen regie te voeren. Die programma’s zouden laagdrempelig moeten zijn, bijvoorbeeld via internet en geadviseerd door de 1e lijns gezondheidszorg. En op school zouden kinderen al moeten leren hoe ze zelf kunnen bijdragen aan hun eigen gezondheid. In de Verenigde Staten zijn ze daar al verder mee: op scholen proberen ze de psychische veerkracht van kinderen te versterken. In Nederland is dit nog toekomstmuziek.

Zes domeinen van gezondheid


Hier vertellen we meer over de 6 domeinen en hoe we deze kunnen `gebruiken` om onze eigen gezondheid te verbeteren.

positieve gezondeheid domeinen lichaamsfuncties.

Lichaamsfuncties

Het domein lichaamsfuncties heeft betrekking op medische feiten, op klachten, pijn, gebrek aan energie of juist een goede conditie, het fysiek functioneren. Het heeft te maken met ziekte maar ook met beter worden. Met medische waarnemingen zoals de bloeddruk, het lichaamsgewicht of de functie van de nieren.

Mentale functies en beleving

De emotionele toestand waarin wij verkeren vinden wij terug in dit domein. Zijn we somber, depressief, overspannen, of juist vol van energie, opgewekt en vrolijk? Hoe is ons gevoel van eigenwaarde en zelfrespect? Mogen wij er zijn, vinden wij dat we zelf de moeite waard zijn? Hoe is ons cognitief functionere, wat wil zeggen: hoe is ons geheugen, kunnen wij logisch nadenken, plannen, organiseren, hoofdzaak van bijzaak scheiden?

Ook bij dit domein hoort de mate waarin wij denken controle te hebben over de dingen die wij in het leven tegen komen. Kunnen wij zelf de regie houden over ons leven. En: hoe reageren wij bij een tegenslag. Pakken we snel de draad weer op of gaan we bij de pakken neer zitten (veerkracht).

positieve gezondheid domeinen spirituele dimensie

Spirituele dimensie

De spirituele dimensie heeft te maken met zingeving. Vinden wij ons leven de moeite waarde, heeft het zin, dienen wij ergens voor. Is er persepctief om in de toekomst iets te bereiken? Hebben wij bepaalde doelen of idealen voor ogen die wij kunnen nastreven? Kunnen wij ook accepteren als het tegen zit of als sommige doelen buiten ons bereik liggen?

Kwaliteit van leven

Kunnen wij genieten van de dingen, ergens naar uit kijken, plezier beleven? Zijn we gelukkig? Ervaren wij onze gezondheid als goed, zitten wij lekker in ons vel? Deze dimensie heeft te maken met levenslust en balans.

Sociaal-maatschappelijke participatie

In ons leven is het belangrijk om mee te kunnen doen in de maatschappij, participeren. Kunnen wij een relatie aangaan met een ander, die ook in stand houden en heeft de relatie een betekenis? Met andere woorden geven relaties ons plezier, ondervinden wij steun van de ander en kunnen wij steun geven? Kunnen wij sociale contacten aangaan, of zijn wij eenzaam. Worden we geaccepteer door andere mensen? Hebben wij werk en heeft het werk betekenis? Zijn wij betrokken bij de maatschappij en krijgen wij waardering voor wat wij voor de maatschappij doen?

Dagelijks functioneren

Dit domein heeft te maken met de zogenaamde basis ADL (algemene dagelijkse levensbehoeften). Kunnen wij ons verzorgen, ons wassen, aankleden. Kunnen wij boodschappen doen, ons eten bereiden? Hebben wij moeite met toiletbezoek? Kunnen wij eenvoudige apparaten bedienen (koffie zetten, de wasmachine); dit noemen we instrumentele ADL. Hoe zit het met het vermogen om te werken. Ook bij dit domein hoort `gezondheidsvaardigheden' : de mogelijkheid om te kunnen oordelen over onze gezondheid, onze gezondheid te kunnen managen of informatie op te kunnen zoeken die onze gezondheid verbetert.